Op zoek naar het Thomasgeloof
In de verhalen die ons rond de opstanding van Jezus zijn overgeleverd, heeft Tomas een aparte plaats
gekregen. Tomas is een van de twaalf leerlingen van Jezus, maar hij is er aanvankelijk niet bij als de
opgestane Jezus zich aan zijn leerlingen vertoond. Tomas is een twijfelaar. Hij wil eerst zien en voelen
voordat hij gelooft. In de volksmond wordt Tomas daarom wel aangeduid als de “ongelovige”: maar
hoe kan Tomas de juistheid controleren van wat over Jezus gezegd wordt?
Ongeveer zestig jaar geleden ontdekte men een geschrift dat als opschrift droeg: het evangelie van
Tomas. Nu moet het uitgesloten worden geacht dat de Tomas uit Johannes 20 de schrijver van dit
geschrift was. Het geschrift is duidelijk vele jaren na het veronderstelde tijdstip van Tomas’ dood
geschreven. Toch geeft de verbinding van dit geschrift met Tomas wel een aardig doorkijkje in de
opmerking van Tomas dat hij het eerst allemaal wil zien.
Het evangelie van Tomas is een bundeling korte uitspraken van Jezus die ons deels uit de bijbel
bekend zijn en deels verder onbekend zijn. Het bijzondere is dat in dit evangelie niet verwezen wordt
naar het lijden en sterven van Jezus. Ook de opstanding heeft in deze verzameling geen plaats.
Het evangelie van Tomas wil laten zien dat de waarde van Jezus’ uitspraken uit de uitspraken zelf
blijkt. Het gaat om wat Jezus zegt en niet om wat Jezus doet of gedaan heeft. In dit evangelie maakt
Jezus de waarheid bekend. Hij is de boodschapper van de waarheid, maar niet de waarheid zelf. Of
het echt de waarheid is die Jezus spreekt, kun je ontdekken door zijn woorden uit te testen. Als ze
niet werken, kun je ze terzijde schuiven.
In Johannes 20 wil Tomas zijn vingers brengen naar Jezus zijde, Het geloof is hier ten nauwste
verbonden met de persoon van Jezus. Tomas moet geloven dat Jezus uit de dood is opgestaan. In de
kortheid van het verhaal van Johannes 20 wordt Tomas uiteindelijk snel overtuigd. Maar wat meer
van een afstand bezien, is geloof in een persoon veel moeilijker dan geloof in een onpersoonlijke
waarheid.
Geloof in een persoon noodzaakt tot een gezamenlijke weg. Het is een geloof waarin de gelovige
zichzelf ter discussie stelt. Wie ben ik in relatie tot die Ander?
Pas toen Tomas zich aansloot bij de andere leerlingen werd zijn geloof sterker dan zijn ongeloof.
Geloof betekent hier overgave aan een waarheid die van te voren niet te controleren is. De aanblik
van Jezus was genoeg. Want wie Jezus voor Tomas wilde zijn, kon niet uit een paar littekens worden
besloten.
Wim de Ruyter