Het nieuwe Jeruzalem
Waar kun je als mens op hopen? Ik houd het maar even persoonlijk. In de oudheid verlangden
de Grieken naar een eeuwige jeugd. Maar de ervaring van het leven is dat dit geen haalbaar
verlangen is. Voor iedereen schrijdt de tijd voort en de gebreken van de ouderdom komen
naarmate ons de jaren van het leven gegund zijn. Dat wil niet zeggen dat je leven alleen maar
minder wordt. Ik spreek regelmatig mensen die hun latere jaren als de beste jaren van hun
leven beschouwen. Ik hoor dan wel vaak woorden als: je moet realistisch zijn. Je moet vooral
genieten van wat wel kan. Kortom, wat je kunt hopen verschuift in de tijd. Door de tijd heen
veranderen je mogelijkheden, maar ook je interesses. Met andere woorden, waar je op hoopt
of wat je verlangt is in het leven geen statisch ideaal maar verandert met het leven mee.
Tegen het einde van het kerkelijk jaar staat vaak de toekomst centraal. Ik bedoel daarmee niet
dat wij christenen op enigerlei wijze een blauwdruk voor de toekomst hebben. Als wij het
over de toekomst hebben, dan hebben we het over woorden als hoop, verlangen en
vertrouwen. Natuurlijk zoeken we naar beelden, maar die beelden zijn altijd beelden. Ik
benadruk dit nog maar een keer omdat ik nog wel eens christenen tegenkom die beelden en
realiteit door elkaar halen. Wat de bijbel over de toekomst zegt, zal niet letterlijk op die
manier gebeuren.
Als Johannes in het boek Openbaring spreekt over een nieuwe Jeruzalem, dan ligt Jeruzalem
voor een groot deel in puin. Zoals misschien wel bekend, is de stad Jeruzalem in 70 na
Christus grotendeels verwoest. Er is wel enige discussie over de vraag hoe groot die
verwoestingen waren. Men veronderstelt wel dat althans een deel van de stad spoedig weer
bewoonbaar was en dat zelfs de tempeldienst doorging. Maar de glans was van Jeruzalem
verdwenen. In de tijd van het boek Openbaring was de stad Jeruzalem een gebrandschatte
stad. Het was in ieder geval geen symbool meer om trots op te zijn.
Eens was Jeruzalem de trotse stad van David en Salomo. Salomo had er volgens de
overlevering een tempel voor de HEER gebouwd. Het begin was in ieder geval veelbelovend
geweest. De aanvankelijke bloei hadden de opvolgers van Salomo niet vast weten te houden.
Ongeveer vierhonderd jaar na koning David werd de stad geheel verwoest. Het duurde
zeventig jaar voor de stad weer herbouwd werd. Maar toen was de stad ook een symbool
geworden. De stad Jeruzalem was het beeld van Gods aanwezigheid op aarde. Hier stond de
tempel van de HEER. Jeruzalem werd de stad van hoop.
Toch bleef Jeruzalem niet voor alles gevrijwaard. Ontwijdingen van de tempel konden niet
worden voorkomen. Maar voor het beeld van hoop maakte het weinig uit. Jeruzalem. Deze
stad was en bleef een soort poort naar de hemel.
In Openbaring 21 is Jeruzalem het beeld voor de toekomst dat aan het concrete aardse is
ontstegen. Het gaat niet meer om de herbouw van de stad op de oude fundamenten. God zal
alles nieuw maken. Daar waar de menselijke geschiedenis ophield, begint God opnieuw. De
stad van het nieuwe Jeruzalem zal geen kopie zijn van het oude met haar geschiedenis, maar
verbindt God blijvend met de mensen.
De strijd van de laatste weken in Israël laat opnieuw de kwetsbaarheid van het menselijke
Jeruzalem zien. In het recentere verleden is de stichting van de Joodse staat ook in christelijke
kring wel eens al te geestelijk geïnterpreteerd. Maar onze menselijke projecten, hoe hoopvol
ook, kunnen geen aanspraak maken op de eeuwigheid. Het nieuwe Jeruzalem van Openbaring
21 ontstijgt daarom, zoals gezegd, het aardse. Of er toekomst is, hangt niet af van welke kant
wij in welk conflict dan ook kiezen. Het gaat om de hoop die sterker is dan verdriet en
wanhoop. In ons leven mogen wij ons gedragen voelen door Gods toekomst.
Die toekomst waarop wij hopen beschrijven wij met menselijke beelden die ontleend zijn aan
het leven hier. Tegelijk moeten wij ervoor waken Gods toekomst op te sluiten in die
menselijke beelden. Als God nieuw maakt, verdwijnt de herinnering aan het oude
onvolledige. Zijn werkelijkheid gaat elke herinnering te boven.
ds. Wim de Ruyter